Neal Morse – Sola Gratia

Na jaren genoten te hebben van alle projecten waaraan Neal Morse deelnam, was er bij mij vorig jaar een ernstige Morse-moeheid te bespeuren.
Soloplaten, The Neal Morse Band, Flying Colors, Transatlantic, het waren natuurlijk allemaal projecten waarin stevig werd uitgepakt en waarbij op met name livealbums niet op een schijfje meer of minder werd gekeken. Maar op een gegeven moment leek het wel alsof elk studioproject óók al een dubbelaar moest zijn. En erger: het religieuze verhaal dat Morse wilde vertellen leek belangrijker te zijn voor de lengte dan de vraag of het muzikaal nog interessant was. Het resultaat was in mijn ogen een overdaad aan Morse-bombast waarbij het verhaal ten koste van de muzikale spanningsboog ging. Tot op de dag van vandaag vind ik zijn beste soloalbums de enkelaars Sola Scriptura en Momentum. Vandaar mijn vreugde toen ik hoorde dat Morse weer eens een enkel album zou uitbrengen en het ook nog een vervolg op Sola Scriptura zou zijn.
Alle usual suspects waren – op corona-afstand – aanwezig, dus ritmesectie Mike Portnoy en Randy George en daarnaast toetsenist Bill Hubauer en gitarist Eric Gilette. Sola Gratia heet het album en uiteraard heeft het weer een religieus thema. De vijf “sola’s” zijn kernpunten uit de Reformatie en waar in Sola Scriptura het verhaal van Luther werd verteld is hier dat van de apostel Paulus aan de beurt. Als atheist heb ik daar weinig mee, maar als het Morse inspireert tot fijne muziek vind ik dat helemaal best. Is dat gelukt?
Het eerste wat opvalt is dat Morse keer op keer muzikale thema’s uit Sola Scriptura herhaalt. Het eerste bij de allereerste zanglijn al en het is de eerste van vele. Daarmee is niet gezegd dat Sola Gratia een een-op-een vervolg is. Sola Scriptura was het Morse-album dat mede door de bijdragen van Paul Gilbert het dichtst tegen progmetal aanhing. In Sola Gratia maken de opvallende koortjes – met meer vrouwenstemmen ertussen dan voorgaande jaren – er zeker in het begin soms een halve Broadwaymusical van, meer richting het vorige album Jesus Christ The Exorcist dus. Naar het einde toe wordt het steeds meer het proggyer-dan-prog-feestje dat we van eerdere jaren gewend waren.
Verder zijn echter alle Morse-ingrediënten aanwezig: goede melodieën, veel instrumentale hoogstandjes, koortjes per strekkende meter, Portnoy’s drumwerk is dominant als altijd en natuurlijk buitelt het allemaal van climax naar climax. ‘Less is more’ is nog steeds niet aan Morse besteed – en zeg nou zelf, dat zou je als Morseliefhebber ook niet willen. Het is wel goed om te constateren dat er weer op tijd gas wordt teruggenomen. March Of The Pharisees is bijvoorbeeld een mooi ingetogen intro voor de navolgende rocker Building A Wall. Zou het toeval zijn dat juist in het nummer met die titel Another Brick In The Wall-achtige koortjes worden gebruikt? Pink Floyd is trouwens vaker niet ver weg. Luister maar eens naar Never Change.
Hier en daar had het best wat korter gekund, zoals de ballad Overflow die met dik zes minuten enigszins doelloos voortsukkelt. Het pianowerk in Warmer Is The Sunshine is prachtig, ook al lijkt het themaatje deels nogal op dat van Billy Joel’s Angry Young Man. De langste track is met bijna tien minuten Seemingly Sincere en dat komt goed uit, want dat is mijn favoriete track, vol dynamiek en bombast. The Glory Of The Lord is ondanks het hoge halleluja-gehalte een fraaie over the top climax voor het album, zoals die wel aan Morse besteed is. Als er met Now I Can See/The Great Commission ook nog een fraaie orkestrale epiloog volgt, is het geheel naar een ook muzikaal bevredigend einde gekomen.
Het niveau van Sola Scriptura haalt Sola Gratia voor mij niet, maar het is wel weer een album waarbij ik het einde haal zonder enigszins opgelucht adem te halen dat het erop zit. En na de afgelopen jaren tel ik dat als dikke winst. Sterker nog: op deze manier mag ‘ie van mij die andere drie sola’s ook nog onderhanden nemen.

Neal Morse website

Related posts

Klaïton – Behind The Ritual

Drug Church – Prude

Poste 942 – Chaleur Humane