De debuutplaat Sateen en opvolger Higher Time, zijn allemaal heel veel, en met veel plezier gedraaid hier thuis. De vroeg zeventigerjaren occult getinte, heftige en bij vlagen lekker dwarse rock deed me soms echt richting de legendarische band Coven denken.

De derde plaat, Helltown vond ik iets minder, door de mijns inziens iets minder spannende arrangementen en vooral de invulling van zang. Laura Dolan probeert hier misschien “mooiere” zanglijnen, maar ze had hiervoor toch iets van zo’n punky ruw randje op de stem en ook in de gekozen lijnen, waardoor het minder snel lijzig klinkt. Hier kan het soms bijna een beetje verveeld aandoen. Nu is er dan opvolger EC4, die met Mire qua arrangement en instrumentale invulling een heel sterke opener heeft. Qua vocalen is Laura doorgegaan op de weg die ze op Helltown is ingeslagen. Ik zal hier maar aan moeten wennen. Static Vision en Smokey zijn gewoon erg lekkere rockers, beide met heerlijke drive en precies juiste timing en invulling van overgangen/variaties.
Vanaf Traveler’s Moon gaat het een stukje rustiger en kan het soms na een tijdje zelfs bijna saai aandoen. Wanneer halverwege de tempowisseling wordt ingezet, is dat echt net op tijd, al kan de zang, die op dezelfde weg, lichtelijk galmend, in nevelen gehuld, (maar wel bovenop in de mix) zijn weg vervolgt, niet altijd de aandacht vasthouden. Wanneer je weer wat peper verwacht, gaat het nog een tandje kalmer met het navolgende Tuning Tree. Het zwijmelgehalte van de zang gaat hier wel heel erg ver en hierbij kan dan een oosters-achtig sfeertje qua melodielijn zo nu en dan nog eens versterkend werken. Misschien is een stukje mystieke bezwering het doel, maar echt boeiend kan het (voor mij) niet worden. Daar kan zelfs die gesluierde vrouw op de hoes, die op zich eigenlijk best passend is bij deze nieuwste plaat, niets aan veranderen.
Ook Moss kabbelt voort, krijgt qua instrumentatie halverwege een power-boost, maar de zweverige zanglijnen blijven in hetzelfde stramien. Lizard Brain heeft in de basis een heel lekkere drive, maar had toch echt van mij wel iets zwaarder aangezet gemogen, met meer pit in de vocalen en instrumentale invulling (bijvoorbeeld een gruizig scheurende gitaarsolo, of in ieder geval deels, waar nu het keyboard oosters klinkende deuntjes produceert). Dat oosterse (alweer) komt daarna door de mooie opbouw van het muzikale tapijtje in Other Planets, eens wel echt goed uit de verf; hier kun je jezelf als luisteraar laten meevoeren door het kabbelende muzikale beekje, met overtuigende variaties in intensiteit van de “stroming”. Afsluiter Flower Of Salt heeft zelfs iets van een Keltisch folk sfeertje, inclusief bijpassende instrumentatie en een zweverig, sprookjesachtige lading. Muzikaal zit het allemaal (nog steeds) best goed in elkaar, en ik ben me bewust van mijn zeer smaakafhankelijke kanttekeningen, maar dit is eerlijk gezegd toch net een iets ander plaatje geworden, dan ik had gehoopt.