Deze band ontstond toen vocalist Ian Shelton vanwege de pandemie zijn band Regional Justice Center even rust moest geven. Dit is intussen alweer het tweede studio album van de band. Op dit album deelt Ian veel persoonlijks, vooral over zijn worsteling met drankverslaving en depressie. Dat doet hij door middel van vrij melodieuze nummers voorzien van clean vocals, drijvend drumwerk en catchy riffs. Op sommige nummers, zoals God Owes Me Money horen we een vrij treurig geluid in Ian’s stem en worden we verrast met wat hip hop invloeden op het eind. Verrassingen zijn er ook middels de akoestische gitaar van het ingetogen Daydream. Laugh At Me heeft iets upbeats, wel lekker tussen de meer melancholische en triestere songs. Verdomd zware kost is dan weer I Won’t Murder A Friend of suïcidale gedachten. De frustratie van Ian is daar regelmatig hoorbaar en soms is het tempo slepend, een mooie illustratie van zijn mentale vermoeidheid en de afsluitende sample van een huilend iemand (Ian zelf?) maakt indruk.

Het valt niet te ontkennen dat vooral in de productie er gedweept wordt met invloeden van popmuziek. Een geluid dat we kennen van bands als Turnstile en Drug Church. Intussen heeft dit subgenre de naam orgcore gekregen. Wat mij betreft is deze band daar wel een pionier in. Denk bij dit album aan The Smiths meets H2O. Fans van old school hardcore zullen dit veel te gelikt vinden, maar liefhebbers van eerdergenoemde acts in het genre gaan hier zeker van genieten.
Ik twijfel er niet aan met de huidige populariteit van dit genre dit album lekker gaat verkopen én zullen leiden tot volle zalen als ze live spelen.